‘Bouwstenen voor groei’

15 februari 2021

Over hoe fout de training was die ik gaf

Vorige week gaf ik een online training ‘Zin in Leren’ aan 11 jonge leerkrachten van 6 verschillende scholen. We hadden er anderhalf uur voor. Dat viel tegen. Ik kwam op een ongemakkelijk manier in de rol van ‘de expert’ terecht. De expert waar zij van zouden gaan leren. Maar ZIJ waren en zijn in mijn beleving net zo goed experts, namelijk de experts van de ‘iedere-dag-weer-praktijk’. En ik ben meer – laten we zeggen – de expert van de theorie. In mijn beeld zou zo’n bijeenkomst een uitwisseling van deze expertises moeten zijn, waarin ik zaken aanreik die hen kunnen ondersteunen in hun eigen autonome lerarenpraktijk. Andersom leren zij mij hoe oneindig complex de dagelijkse werkelijkheid kan zijn. In de uitwisseling ontstaat in een ideale situatie de opwinding van nieuwe inzichten. Nieuwe ideeën om dingen nét iets anders te doen, waardoor het morgen misschien nét iets beter gaat. Maar in mijn beperkte observatie via het scherm zag ik slechts bij twee mensen de ogen glimmen van opwinding. Bij de overige deelnemers kon ik dat in ieder geval niet ontdekken.
Ik ga deze onbevredigende ‘klassensituatie’ vertalen naar de lessen die ik van ‘Vitamines voor Groei’ en de Zelf-Determinatie-Theorie geleerd heb en mijzelf er eens van langs geven; een milde zelfkastijding is wel op zijn plaats.


De basisstelling van de ZDT is dat leerlingen beter gedijen in een behoefte-ondersteunend leerklimaat. Ze worden er sociaal emotioneel beter van, ontwikkelen cognitief sneller, functioneren moreel beter, maken een soepelere identiteitsontwikkeling door, zitten beter in hun vel, hebben meer zelfvertrouwen, eigenwaarde en algemeen welbevinden. Zo, dat moge maar duidelijk zijn. Maar nu mijn ‘les’ als voorbeeld voor hoe je het ook fout kan doen. Ik ga in op de drie bouwstenen voor groei: het bieden van autonomie-ondersteuning, van structuur en van relationele steun.
Autonomie-ondersteuning De uitdaging is om autonomie-ondersteunend les te geven. Daarbij is het kind het vertrekpunt! Ieder jaar weer zitten er – laten we zeggen – 25 leerlingen in de klas die allemaal verschillende beginpunten zijn voor jou als leraar. In het VO heb je er soms 250 verdeeld over ongeveer 10 klassen. Je uitdaging is ook dan om aan te sluiten op hun belevingswereld en eigen initiatief aan te moedigen. Je zoekt met hen naar een verbinding tussen hun belevingen en de uitdagingen van het vak of onderwerp dat je doceert. Er ontstaat ruimte voor vrijwillig handelen, denken en voelen. Zo neem je kinderen volledig serieus en aanvaardt hun wensen, ideeën, zorgen en klachten. Als het rommelt in de klas, dan geeft je daar aandacht aan om er samen uit te komen. Daarmee stimuleer je hun autonomie om gezamenlijk problemen op te lossen. Als leraar vraagt dit dat je echt nieuwsgierig bent om te begrijpen en dat ook in de klas te stimuleren.


In mijn geval maakte ik amper contact met mijn ‘leerlingen’. Ik had geen idee wat voor dag zij achter de rug hadden. Ik deed wel een kennismakingsronde waarin zij iets moois vertelden over wat ze die dag hadden meegemaakt, maar als ik echt aansluiting had gemaakt, had ik hun gevraagd hoe ze erbij zaten, waar ze behoeften aan hadden en had ik mijn ‘les’ daar op aangepast. Ik had met mijn kennis meer verbinding kunnen leggen tussen hun belevingen en mijn ‘theorie’? Niet gedaan dus. Mijn aanbod stond centraal.


Het bieden van structuur De uitdaging is om structurerend les te geven. Het vertrekpunt daarbij is dat je als leraar zicht hebt op en vertrouwen hebt in de talenten en vaardigheden van kinderen. Bij structurerend lesgeven formuleer je verwachtingen en bied je steun, beiden afgestemd op de vaardigheden en het niveau van het kind. Je biedt vertrouwen, volgt het proces, stimuleert en moedigt aan met feedback. Tenslotte help je leerlingen zelfinzicht te verwerven in wat goed ging en wat nog aandacht nodig heeft. Dat is zeker niet eenvoudig met 25 leerlingen, maar het omarmen van deze ambitie van structurerend lesgeven maakt al dat je er meer op gericht bent om iedere leerling te leren kennen en daarop afgestemd leerlingen aan uitdagingen te laten werken.


Ik had in mijn ‘klassensituatie’ zo goed als geen voorkennis van hun startsituatie, laat staan dat ik aan kon sluiten op hun vaardigheden en niveau. Ik heb hen wel een aantal vragen voorgelegd om de zelfreflectie te versterken, zoals “denk je dat je de kinderen in de klas kent?” en “vind je jezelf een lerende opstelling hebben?” Ik moest op afstand vertrouwen op hun zelfinzicht en zelflerend vermogen om hier wat aan te hebben.
Het bieden van relationele steun Voor het bieden van relationele steun is de kennis die je van de kinderen hebt heel belangrijk. Het is belangrijk dat je er bent, zowel geestelijk als fysiek. Het is nodig dat je anticipeert op mogelijk emotioneel geladen situaties en biedt steun en troost als deze zich (toch) voordoen. Je hebt een vriendelijke, open, responsieve en warme houding en laat merken dat je graag samen met een individueel kind of de klas leuke dingen doet.


Nou, ik geloof dat ik me op digitale afstand in ieder geval enigszins open en vriendelijk heb opgesteld, maar het bieden van relationele steun is totaal niet aan de orde geweest.

Een foute training? Wat heb ik hier nu van geleerd? Ik moet niet zomaar zo’n training gaan geven zonder dat ik systematisch heb nagedacht over de toepasbaarheid van deze drie bouwstenen. Natuurlijk ben ik beperkt in mogelijkheden met 10 onbekenden in een online-situatie van anderhalf uur. Maar ik kan veel meer doen. Een volgende keer zal ik hen enkele dagen van te voren vragen om een paar vragen voor mij te beantwoorden over…

  • wie zij zijn: paar basisgegevens plus bijv. hun fascinatie voor het leraarschap;
  • hoe ze zich voelen als nieuwe juf of meester;
  • welke vragen zij hebben over het stimuleren van Zin in Leren in de klas. Waar ze goed in zijn, wat ze moeilijk vinden? Wat ze graag zouden willen leren? Eventueel kan ik dat categoriseren naar vragen voor de drie bouwstenen;
  • hun kennis van de kinderen in de klas (daar heb ik wel naar gevraagd, maar dat kan beter).

Met die informatie kan ik tijdens het voorstelrondje beter aansluiten op wie zij zijn en op hun energie van vandaag. Vervolgens kan ik dan de training toespitsen op de vragen die ze gemeen hebben en ruimte bieden voor individuele vragen. Daar kan ik korte opdrachten aan koppelen en stimuleren dat ze elkaar bemoedigende feedback geven bij de terugkoppeling. In anderhalf uur ga ik dan vast veel meer stappen maken. Ik verheug me stiekem al op de volgende keer. Fouten maken is echt leuk .

N.B. Mocht je na het lezen van deze blog toch nog geïnteresseerd in trainingen voor toepassingen in het onderwijs gebaseerd op deze theorie, laat het mij dan even weten.

© Copyright 2020 - Inspirezzo - Alle rechten voorbehouden